‘Let’s dance to Joy Division and celebrate the irony! / Everything is going wrong, but we’re so happy!’ Tot op vandaag wordt The Wombats nog vaak in één adem genoemd met een van de plezantste indierockhitjes uit de jaren nul. Een periode waarin Matthew Murphy en zijn knaagdieren nog altijd enorm veel, zo niet alles, aan te danken hebben. Zo waren er toen ook nog “Moving To New York” en “Kill The Director”, en volgden in de jaren nadien ook nog sporadisch tot klassiekers uitgegroeide singles als “Greek Tragedy”, “Tokyo (Vampires & Wolves)” en “Turn“. De band uit Liverpool heeft met andere woorden een serieuze back catalogue weten op te bouwen aan de hand van een door henzelf eigengemaakt geluid. Eentje dat heel wat indierockliefhebbers ongetwijfeld nauw aan het hart ligt.
Moeten we daarnaast wel gewoon durven toegeven dat Britten sinds mid jaren tien dat succes nooit meer echt hebben kunnen evenaren. Frontman Murphy had een relatief geslaagde solo-uitspatting in de vorm van Love Fame Tragedy, recentste The Wombats-plaat Fix Yourself, Not The World bleef volledig onder de radar. Een nieuw album kondigde zich de afgelopen maanden aan in de vorm van Oh! The Ocean, maar ook die singles gingen ietwat onopgemerkt voorbij en mocht Spotify geen nummer in onze Release Radar hebben gezet, waren ook wij de release van de volledige langspeler totaal uit het oog verloren. Reist met andere woorden meteen de vraag: zit het grote publiek anno 2025 nog wel te wachten op nieuwe muziek van The Wombats? En die is misschien wel belangrijker dan diegene die stelt of de nummers ook effectief goed zijn.
Wel, zoals zo vaak ligt de waarheid ook vandaag ergens in het midden. Om te beginnen zouden we graag al even duidelijk maken dat Oh! The Ocean allesbehalve een slechte plaat is geworden. In tegenstelling tot een paar singles die over het algemeen toch maar zo zo binnenkwamen, staat er heel wat lekkers op de tracklist. Lekkers waarin de The Wombats met regelmaat van de klok probeert te doen waar het altijd goed in was, maar tegelijkertijd ook een manier probeert te vinden om daar een hedendaags geluid aan toe te voegen. Zoals de drie sterren hierboven al aangeven, is dat iets dat soms goed en soms matig lukt. Opener “Sorry I’m Late, I Didn’t Want To Come“, meteen ook een van de leadsingles van de plaat, is er bijvoorbeeld al zo eentje die in de tweede categorie geplaatst kan worden: een aangenaam indiepoprockliedje, maar het kabbelt over het algemeen toch vooral wat voort; zoekend naar de punch en energie die je verwacht van een band als The Wombats.
In dat verhaal vinden we ook single “Can’t Say No” of “Kate Moss” terug. Die eerste kan op zich nog wel ergens teren op een ruwer randje, terwijl die andere het moet hebben van een mysterieuze synthbeat, maar er is niets dat ons van het idee kan ontdoen dat er een ingrediënt mist om er echt een cool, geslaagd nummer van te maken. En dan volgt al snel de gedachtengang van ‘willen, maar niet kunnen’; zeker als je achteraan de plaat ook nog eens “Reality Is A Wild Ride” en “Lobster” komt aanzetten. Beide songs zouden groots en bombastisch moeten binnenkomen, maar lijken elk op hun eigen manier maar geen houvast te kunnen vinden in heden of verleden, waardoor ze een beetje in het niemandsland ertussenin blijven dobberen. Nooit slecht, voor de duidelijkheid, maar een positiever subjectief dan ‘aangenaam’ zou overdreven zijn.
‘Hoe komt The Wombats dan alsnog aan drie sterren?’, horen we je al denken. Wel, omdat er simpelweg ook gewoon een aantal echt goeie songs op Oh! The Ocean staan. “Blood On The Hospital Floor” steekt bijvoorbeeld met kop en schouders boven de rest uit, net doordat het steunt op die plezante, snelle indierock uit de hoogdagen – dit is hoe we de mannen uit Liverpool willen horen; niet per se vernieuwend, maar wel gewoon enorm tof. “I Love America And She Hates Me” vindt in datzelfde opzicht dan weer wel de balans tussen heden en verleden. Een coole groove, een baslijn die het nummer draagt… allemaal elementen die er daarbij ook gewoon voor zorgen dat het geheel blijft hangen. En zo zijn er wel een paar voorbeelden. “The World’s Not Out To Get Me, I Am” heeft een snedige gitaarsolo in zich, “Grim Reaper” herbergt dan weer een fijne vorm van melancholie – een ingetogen, doch fijne ontdekking achteraan de plaat.
Misschien komt het door het feit dat Oh! The Ocean is voortgevloeid uit het feit dat de frontman begin vorig jaar met zijn voeten op de grond terechtkwam en merkte hoe gedisconnecteerd hij was geraakt van de wereld – met eerder depressieve gedachten tot gevolg – dat de plaat in zijn geheel eerder somber dan opzwepend aanvoelt, en daarom ook ietsje meer on-The Wombats. Dat laatste kan dan ook gewoon weer komen doordat de band bewust voor een meer avontuurlijk geluid heeft proberen te kiezen op zijn zesde langspeler. Dus zoals gezegd, ligt ook hier de waarheid wederom ergens in het midden. En zo werd Oh! The Ocean al bij al toch gewoon een toffe plaat, waarin er gezocht en gevonden wordt. En om misschien toch nog op de hamvraag te antwoorden: The Wombats is er in zekere zin wel geslaagd in geslaagd om tegelijkertijd vast te houden aan een vertrouwd geluid en daar nieuwe elementen aan toe te voegen, dus is de kans groot dat zowel de grootste fans van het eerste uur als nieuwe oortjes nu uitkijken naar de Britten. Dus ja, er zullen in de toekomst nog mensen zitten te wachten op nieuw materiaal!
The Wombats staat op 16 april in de Botanique. Op zaterdag 2 augustus staat de band op Suikerrock.
Ontdek “Blood On The Hospital Floor”, ons favoriete nummer van Oh! The Ocean, in onze Plaatje van de Plaat-playlist op Spotify.
- Source: NEWHD MEDIA